mnmopreis.reismee.nl

Filipijnen

We kiezen ervoor om bij aankomst in de Filipijnen gelijk wat uurtjes door te rijden naar het idilische eiland Malapascua. Onderweg zien we al gelijk dat dit land zo anders is dan de rest van Zuid-Oost Azië. Hier geen tempels maar Maria beelden en Katholieke kerken. Door de Spaanse bezetting spreken ze een taal wat een mengeling is van Inheemse talen, spaans en engels. De Amerikaanse bezetting heeft ervoor gezorgt dat nu bijna iedereen een aardig woordtje engels spreekt.

Het eiland Malapascua is slechts 14 kilometer lang en er zijn maar enkele resorts, er wonen 4000 mensen maar het is heerlijk rustig want er rijden geen auto's. We slapen in een vrij luxe resort, wat van ons eigenlijk niet zo hoeft, dus gaan we voor boodschappen en ons eten het levendige dorp in en dwalen door de smalle zanderige weggentjes en langs kleine winkeltjes. Hier maken voor het eerst echt kennis met de super vriendelijke Filepijnen. Het is ongelofelijk, ze zijn zo respectvol, behulpzaam, beleeft en eerlijk. Hier hoef je je geen zorgen te maken dat je wordt opgelicht, attans niet giganitisch. Als ze in een restaurant geen wisselgeld terug hebben stellen ze voor dat we later komen betalen, we staan verbaast en weten het zeker, de filipijnen zijn het aardigste volk wat we zijn tegengekomen.
We lopen een rondje over het eiland, langs het strand liggen de visserboten waar tussen de kinderen hun zelf gevangen, verse zee-egels lekker aan het oppeuzelen zijn. Er komt een boot aangevaren met zeewier, dit verkopen ze op het grotere eiland, waar er plastic van gemaakt wordt. We lopen van dorp naar dorp en de kinderen lopen mee om ons de weg te wijzen. De hele dag krijgen we te horen dat we 's avonds wel naar de wekelijkse disco moeten komen. Als we 's avonds al in bed liggen en de muziek horen besluiten we toch nog even te gaan kijken. Het lijkt of het hele eiland is uitgelopen. De jongeren zijn aan het dansen op het tot disco omgebouwde basketbalveld en de ouderen hangen aan tafeltjes en lurken aan de goedkope Filipijnse rum van een euro per fles.
We worden uitgenodigd om de volgende dag bij het hanengevecht te komen kijken. Nieuwschierig gaan we erop af. Er is een soort Arena waar allemaal mannen omheen staan, ze schreeuwen op welke haan ze hun geld willen inzetten. Het geld wordt verzameld en het gevecht begint. De hanen zijn al helemaal opgefokt en als de hoesjes van de mesjes die ze om hun poten hebben er wordt afgehaald begint het gevecht. Binnen 30 seconden is het gebeurd. De ene haan verdwijnt in de pan en de ander heeft geluk want die wordt opgelapt en leeft misschien nog een weekje langer. We worden toch een beetje onpasselijk van al dat rond spattende bloed dus na twee gevechten knijpen we er tussen uit.

We genieten onwijs op Malapascua maar de Filipijnen heeft 7107 eilanden dus nog wat op ons ligt te wachten. Bohol is de volgende stop. We besluiten om in Tagbiliran, de hoofdstad van het eiland te slapen, vanuit daar kunnen we goed het eiland per scooter verkennen. We bezoeken een opvangcentrum voor Filipijnse spookdieren. Het is de kleinste primaat ter wereld, wat lijkt zo groot is als een pasgeboren poesje met ogen alsof hij strak staat van de caffaïne. Heel bijzonder. We rijden langs wat dorpen met pastelkleurige huizen en dorpspleinen met kerken gebouwd van koraal. Het hoogtepunt van het eiland is een gebied met 1268 met grasbergroeide, groene heuvel die in het droogseizoen geel kleuren en daarom de Chocolate Hills worden genoemd.

Op het volgende eiland, Siqijor, eindigen we in een huisje aan de kust. Er is net een typhoon geweest dus het weer is niet zo goed maar dat maakt ons niet heel veel uit want we hebben een flatscreen met drie filmkanalen, een lokale supermarkt met franse wijn om de hoek en een restaurant met hele gegrilde kippen voor 3 euro, waar vooral Melvin heel gelukkig van wordt.

Op het eiland Negros verblijven we in het drukke studenten- havenstadje Dumaquete, waar we 's avonds een keer, op de pier, luxe uit eten gaan met garnalen en inktvis. Het eiland is vulkanisch, op de scooter rijden we een avontuurlijk weggentje de bergen in om uit te komen bij een natuurpark met twee vulkanische meren waar we op kanoën tussen de vele verschillende vogeltjes. Op de terugweg zien we een berg die in fik lijkt te staan, niemand anders kijkt er van op, als we dichterbij komen ruiken we de verrote lucht van de vulkanische gassen.

We willen graag nog goed duiken en daarvoor gaan we naar Apo eiland. Op dit eiland wonen slechts 2000 mensen en het leven gaat hier allemaal niet zo snel. Er zijn geen auto's, mensen hangen wat voor hun huisjes, spelen een potje kaart en maken zich vooral niet al te druk. We slapen bij homestay/duikschool Mario, wat wordt gerunt door de hele familie. Tante bereidt ons elke dag heerlijke huisgemaakte Filipijnse maaltijden. Ze vraagt of we kip lusten en wat later zien we een onthoofde kip, met de veren er nog aan, liggen wachten om in de kip curry te verdwijnen.

Het duiken bij Apo Eiland is echt geweldig. Zodra je een paar meter onderwater bent en de golven achter je laat kom je terecht in de vredige onderwaterwereld. Gewichtloos zeef je over de plateauen van hard koraal wat lijkt op een minatuur landschap van lila bomen, gif groense heuvels, rotspartijen, reuze oesterzwammen. Tussen het zachte koraal verstoppen de nemo visjes zich en als je voorbij zwemt kijken ze je uitdagend na of je niet te dicht bij komt. Als je over het koraal heen kijkt hangen de honderden vissen boven het koraal, ze hebbben alle kleuren zelfs fluoriserend geel of paars, ik weet nu zeker dat er geen kleuren bestaan die door de mens verzonnen zijn. Als je het hoekje omzwemt bevind je je oog in oog met de dreigende kop van een morene, op de zanderige vlakte steken tientallen ‘garden eels' hun kopjes uit het zand. In grot vinden we een joekel van een kreeft. Een papagaaivis doet zijn mond open en wat kleine visjes eten de restjes tussen zijn tanden vandaan. De schilpadden maken zich niet druk en zwemmen zonder zich iets van je aan te trekken aan je voorbij. Tijdens het duiken moet je af en toe ook even een blik werpen in de open zee in zodat je niet de blauwvin tonijnen hoeft te missen of de grote scholen jackvis die in stelletjes in de stroming hangen om te jagen. Je hebt het gevoel dat je tijd te kort komt om al deze bijzondere creaties te bestuderen. De namen (vrij vertaald vanuit het engels) zeggen al genoeg over hun bijzondere verschijningen. Trompetvis, éénhoornvis, roodtand-trekkervis, gestipte-geelvin-doosvis, leeuwvis. Kort om, duiken is geweldig!!

Na het duiken als we weer boven komen klilmt de duikinstructor nog even voor ons in een palmboom zodat we de dag kunnen afsluiten met een kokoknoot op strand met uitzicht op de zonsondergang.
Na onze laatste duik gaan we het met de hele crew naar de karaokebar. Van 6 uur tot 9.30 uur moet het gebeuren want alleen dan is er stroom. Karaoke, in de Filipijnen, is een serieuze aangelegenheid. Hoe fals het ook klinkt niemand lacht elkaar uit. Dus dan durven wij natuurlijk ook wel een liedje te zingen. Zo hebben we echt een super avond uit!

Op een middag zitten we wat op het strand en zien we uit de zee wat schilpaddenkopjes boven water komen. Snel pakken we ons snorkelset en een paar minuten later liggen we tussen de schilpadden te snorkelen, wat mooie prehistorische beesten, echt geweldig hoe je ze rustig kan observeren zonder dat ze bang voor je te zijn.

Een paar dagen later wordt deze snorkelervaring alweer overtroffen als we in Oslob op het eiland Cebu gaan snorkelen tussen de walvishaaien. Met een minibootje gaan we het water op, vlak voor de kust wordt er gevoerd dus komen er elke dag zo een 10 walvishaaien eten. De beesten hangen met hun bek open naast de boot en laten de plangton erin verdwijnen. Wat een kick om naast die 6 meter lange beesten, de grootste vissen ter wereld, in het water te liggen. En dan te bedenken dat dit kleine exemplaren zijn, ze kunnen wel 12 meter worden.

We sluiten onze reis af met een weekje op het eiland Palawan in El Nido. Wat is dat een goed keus geweest. We slapen in een perfect huisje bij weer de meest lieve Filepijnen die je je kunt voorstellen. De kok is ziek dus ze stellen voor dat we de keuken gebruiken waar we heerlijke verse vis bereiden. We hebben zo genoten hier in El Nido. Met een eiland-hopping-tour bezoeken we de mooie omringende eilanden die bestaan uit dramatische rotspartijen en verlaten witte stranden. We duiken nog 1 laatste keer om alle vissen gedag te zeggen en zelfs een schilpad komt in onze laatste duik nog even afscheid nemen. Op een van de dagen huren we een kano en BBQ-en we op een verlaten eiland, de op de markt gekochte, makreel en inktvis. Na de maaltijd lig ik te dobberen in het helder blauwe water en denk alleen maar: ‘NEE, ik wil nog niet naar huis!'

Naast het heerlijke zon, zee, strand gevoel hier op El Nido ontmoeten we ook veel leuke mensen waarmee we 's avonds op het strand met onze voetjes in het zand luisteren naar de live muziek. De laatste avond beginnen we met twee Australiërs op het strand en als het daar allemaal een beetje ophoudt verplaatsen we ons naar de 'reaggee bar', waar het, hoe later het werd, helemaal los ging op de dansvloer. Beter hadden we onze laatste avond niet af kunnen sluiten!

Na vier uurtjes slaap starten we onze lange terugreis naar Bangkok. Na één nachtje daar doorgebracht te hebben was het dan echt tijd om afscheid te nemen van dit mooie leven en geweldige avontuur.

Op schiphol stond ons een heel welkomscomitee te wachten compleet met ballonnen en spandoek! Thuis aangkomen hing ons huis vol met kaartjes, ! bedankt allemaal !

Ons huisje was door onze lieve familie al een beetje ingericht. We zijn gelijk verwend met met hollandse appeltaart, champagne, erwtensoep en bruin brood met kaas! Er stond ook nog een gigantische Nederlands voedselpakket klaar dus we hebben ons weer helemaal Nederlands kunnen eten.

Nu weer redelijk geacclimatiseerd en weer klaar voor het echte leven, waar we ook weer heel veel zin in hebben!

Bedankt iedereen voor alle leuke reacties die jullie geplaatst hebben afgelopen jaar.
!! We vinden het heel leuk dat jullie ons bijna een jaar lang gevolgt hebben !!

TOT SNEL ALLEMAAL!

China - Van Gansu naar Beijing

De provincie Gansu is een mengeling van verschillende culturen. In Langmusi bevinden we ons weer midden in de Tibetaanse cultuur. Met twee Israelische stellen boeken wij een paardrijtoer door de graslanden. Mensen die mij een beetje kennen zullen wel verstelt staan. Ik heb namenlijk echt niets met paarden. Aan het begin nog een beetje ongemakkelijk dus, klimmen we op het paard. Al snel blijkt er niets aan te zijn want ze zijn zo ontzettend traag , iedere stap die ze moeten zetten lijkt er één te veel. Genoeg tijd dus om uit te kijken over de eindeloze groene met gras begoeide heuvels. We slapen bij een nomadenfamilie, in een jakwollentent, midden in de graslanden, ver van de bewoonde wereld op 3600 meter hoogte. We eten verse jakyoghurt en ‘s avonds na een typische soep met verse noedels worden we door onze gids in onze slaapzak gestopt en bedekt met een laag dekens omdat de temperatuur in de nacht daalt tot het vriespunt. Met de familie liggen we op de uitgestoken graszoden lekker dicht tegen elkaar aan.
‘S morgens vroeg, om 4.30 uur, draait man lief zich nog een keertje lekker om en gaat de vrouw aan het werk. Jaks melken, poep verzamelen en uitsmeren op het gras om te laten drogen, water halen bij de rivier, de opgedroogde poep weer verzamelen om op te koken en zo zijn er nog tientallen andere taken voor de rest van de dag. De mannen doen echt asociaal weinig. ‘S avonds halen ze de kudde binnen, punt, dat was het. Voor de rest drinken ze thee in het dorp en ze komen zelfs soms dagen niet thuis.

Xiahe bezoeken we voor een enorm Tibetaans klooster van de Geelmusten sekte waar wel 1200 monniken leven. We krijgen een rondleiding van een monnik die na alles wat hij zegt niet meer bijkomt van het lachen. Iedereen lacht wat gedwongen mee omdat niemand een idee heeft wat er te lachen valt. Tussen de lachbuien door komen we te weten dat de monniken hier 25 jaar in het klooster studeren in verschillende richtingen zoals theologie, filosofie, medicijnen en astrologie. Het is geen makkelijk leven, voor de zonsopgang opstaan, somber eten en het hele leven in het teken van het Boedisme stellen. De monnik houd abrubt op met lachen en zegt heel serieus: ‘Ik ben gelukkig en ik kan zien dat jullie allemaal dat niet zijn’. Als ik naar de manier waarop hij de afgelopen twee uur al zo hard aan het lachen is, kan ik dit niet ontkennen. Of zal er toch een magisch middeltje in die jakboterthee zitten?

We reizen verder naar Linxia. Met één van de Israelische stellen verbreken we ons record “het langst naar een hotel zoeken”, misschien kunnen we wel aanspraak maken op een plekje in het guinnis book of records. Geen een hotel wilde ons een kamer geven en we worden weer weg gestuurd met het inmiddels over bekende ‘Meo, meo’. Niemand spreekt engels, wel schrijft een vrouw wat Chinese tekens op een briefje waar we niet zeker van zijn wat er op staat. We laten ons, door het elke 200 meter opnieuw te vragen een richting in dirigeren en zo komen we, naar heel ver lopen, jippie, bij een hotel. Maar helaas, het zit vol! Gelukkig zijn ze bereid ons te helpen en zo eindigen we 20 meter van waar we onze zoekactie zijn gestart in een hotel waar ze wel een vergunning hebben om buitenlander te ontvangen.
Het bijzondere aan Linxia is dat hier het overgrote gedeelte Islamitische Hui Chinezen woont. Deze stad straalt
één en al handel uit. Vrouwen met hoofddoeken runnen de restaurants met lekker, goedkoop eten. De mannen met hun moslim keppeltjes staan met veel kracht te onderhandelen over de perzische tapijten en gedroogde kruiden die in grote zakken in de winkels staan.

Hierna pakken we de nachttrein richting het Oosten van China. We konden nog 1 bed krijgen en Melvin is zo lief dat ik in het bed mag slapen. Het bedje heeft heerlijk fris gewassen lakens, een kussen en een dekentje. Om iedereen een beetje rustig te houden klinkt er klassieke muziek door de speakers. De man onder mij trekt, lekker knus, zijn pajama aan, poetst zijn tanden en kruipt lekker onder de wol. De volgende morgen kijk ik vol verbazing toe hoe drie fitte vijftigers uit mijn kabine de beste vingerstrek oefeningen door nemen en hun oorschelpen beginnen te masseren. Waar dat dan allemaal goed voor mag zijn???
Als ik de trein uitstap tref ik Melvin verkreukeld aan. Hij heeft de hele nacht rechtop zittend doorgebracht op een bankje met 10 starende Chinezen om hem heen. Als hij zijn nekkussentje gaat opblazen komt de hele kabine kijken om dit spectacel te aanschouwen.

In Xian bezoeken we het Terracotta leger. In 1974 is dit bij toeval ontdekt door een boertje tijdens het bewerken van zijn land. Nog steeds is niet alles boven de grond. Wij hebben zeker meer dan 6000 legermannetjes van verschillende rangen kunnen aanschouwen, ieder figuur is heeft andere kleding, ander gezicht en andere haardracht. Archiologen denken dat heerser Qin Shi Hvang verwachtte dat hij in het hiernamaals nog verder zou regeren en daarvoor een leger nodig had en daarom deze figuren mee heeft genomen in zijn tombe.

Pingyao is een oud gerenoveerd stadje waar we inmiddels er al zo veel van hebben gezien desondanks is het toch een heerlijk plekje om een paar dagen rond te hangen. In de reisgids lezen we dat er omgeving drie miljoen mensen in grotten wonen en een paar uur rijden van Pingyao ligt Lijiashan waar je in een grot kan blijven slapen. Na het volgen van een vage route beschrijving gaan we op de gok naar dit dorp in de middle of nowhere. Als we een hoek om lopen worden we verrast door een schilderachtigdorpje gelegen tegen een berg omringt met dadelboom plantages. De huizen zijn in de bergen gemaakt, ze graven een soort met tunnels 10 meter de berg in en plakken er dan voorgevel tegen aan. We slapen in een homestay met een vrouw die ons vertroetelt alsof wij haar kinderen zijn. Ze kookt voor ons en we krijgen verse dadels en stukken koek toegestopt. De grot waarin wij slapen heeft geen stromend water maar wel een computer met internet, zo een luxe hebben wij nog niet gehad op deze reis. Het dorpje ligt van het gebruikelijke toeristenpad maar het is voor de artesieke Chinees een topbestemming, studenten van de kunstacademie zijn aan het schilderen en fotograven zijn met hun megalenzen op jacht naar mooie plaatjes. Ik weet nu hoe een filmster zich moet voelen die lekker rustig op vakantie denkt te zijn en dan ineens overal lenzen vandaan ziet komen. Best irritant de hele tijd zo een camera op je gericht. Om één of andere reden vinden ze ons erg interessant en vinden ze ons waarschijnlijk net zo gek als wij hen.
Op de terugweg reizen we met een Chinese toeriste mee, op het busstation komen allemaal mensen om ons heen staan om ons van top tot teen te bestuderen. Hoe lang moeten jullie vliegen om hier te komen? Wat vinden jullie van China? Waar gaan jullie heen? Veel verder komen de vragen niet maar ze willen nog wel even over Melvin zijn been haar aaien en de grootte van zijn handen wordt uitvoerig vergeleken met hun handen.
Één man is heel blij dat hij een rijke vriend heeft gemaakt en verzoekt ons dan ook om even voor hem te gaan pinnen.

Beijing is onze laatste stop in China, het heeft 10 miljoen inwoners en is daarmee de grootste stad die wij ooit bezochten. Met zoveel mensen had ik verwacht dat het een grote chaos zou zijn maar alles is juist zo georganiseerd en goed geregeld, netjes in de rij wachten op de bus en om de weg over te steken zijn bruggen of tunnels gemaakt, daarnaast is er een super goed metrosysteem waarmee je voor 0.25 cent binnen een half uur aan de andere kant van de stad bent.
Natuurlijk hebben we de stad verkent. Onder andere het plein van de Vrede waar een groot portret van Mao verheerlijkt hangt want hij is hun held voor de Chinezen, tenminste dat lijkt zo. Het zomerpaleis is het oude zomerverblijf van de oude Chinese koningen met een enorm park met tempels, boten, huizen en tuinen. Heerlijk om daar een dagje rond te slenteren, doordat het zo groot is de ‘Chineesdichtheid’ klein en is het mogelijk ‘Chinees-loze-foto’s’ te maken. Termen die, wat ons betreft, in de Dikke van Dale thuis horen.

Bij ons hostel boeken we een tour naar de Chinese muur, ietsjes duurder maar zeker de moeite waard om op een plek waar geen andere toeristen zijn de muur te beklimmen. Ongelofelijk dat de muur 6000 kilometer lang is en dat er gedurdende 2000 jaar aangewerkt is door miljoenen mensen. Wat een machtig gevoel om over die muur te klimmen en hem tot zo over je kan kijken als een slang over de bergen ziet kronkelen.

Onze laatste dag hebben we afgesloten met iets totaal anders het 789 art district is een kunstenaarswijk, de oude fabriekshallen zijn ingericht als gallerijen die vol staan met moderne kunst. Erg leuk voor de afwisseling na alle tempels, cultuur en natuur.

We hebben China inmiddels weer verlaten. We hebben enorm genoten van dit veelzijde land waar de; natuur overweldigend mooi is, je elke keer weer verbaast staat van die gekke Chinesen en waar zo veel interessante geschiedenis en cultuur te vinden is.

Volgende en laaste bericht van onze laatste bestemming: de Filipijnen!

? ?

China - Sichuan

In Xiancheng begint onze tocht door de Tibetaanse Autonome Regio in de provincie Sichuan. Vanaf hier verandert de omgeving in hooggebergte met steden en dorpen tot 4200 meter. De Han Chinesen maken plaats voor de Tibetanen en de Chinese lampionnetjes worden vervangen door kloosters, boedistische tempels en Tibetaanse blokhuizen met kunstig bewerkte gevels en kozijnen in alle kleuren van de regenboog.

We rijden, naar Litang, door een bergpas bezaait met sneeuw. Daar stappen we weer een keer op de moter. Heerlijk vrij gevoel is dat, wind in je haren en het landschap in je opnemen. Onderweg komen we stoere, Tibetaanse mannen met cowboyhoeden met veer tegen, hun lange haar is ingevlochten met rode woldraden of hangt los en wappert in de wind. Ze rijden op Tibetaans gestijlde moters met leren slierten aan de handvaten en gekleurde leren flappen aan de achterkant. De mannen dragen typische, warme jassen met gouden boorden en veel te lange mouwen waar hun armen helemaal in verdwijnen.
Vijftig kilometer buiten de stad wonen Tibetaanse nomaden op de uitgestrekte hoogvlakte. Het lijkt wel een scene uit een indianenfilm. Onder de felle zon staan de jaks te grazen en hier en daar staan jakwollen tenten verspreid, waar de mensen met hun zongebruinde huid en hun gevlochten haar wonen. Echt een prachtig plaatje.

Het klooster in Litang is vol met jonge monniken. Een monnik zingt mantra's en zegent ons door water op onze hand te gieten wat we op moeten slurpen en op onze hoofd moeten uitsmeren. Later zien we hem met zijn vriendjes, voor de tempel, met zijn flippo's spelen.
Achter het klooster liggen eindeloze met gras begroeide bergen die zo hoog zijn dat we amper genoeg zuurstof krijgen. In de verte zien we een tent staan, zodra we in het zicht komen wordt er gejoeld en gewuift dat we moeten komen. We krijgen jakboterthee en gefrituurd brood aangeboden. Er woont een alleenstaande moeder met haar twee kinderen, haar dove zus en hun vader. We spreken elkaars taal niet maar toch komen we te weten dat de dove zus monnik is, de man des huizes overleden is en wat ze allemaal kunnen maken van jakmelk. Ze hebben een altaar met foto's van verschillende heilige lama's. Als wij bij de foto van de Daila Lama zeggen: ‘Dharmsala', de stad in India waar de Tibetaanse regering in ballingschap zit, is het ijs gebroken. Ze wijzen naar foto's van Lama's die, al sinds de grote opstanden van 2008 tegen de Chinese bezetting van Tibet, gevangen zitten.
Ook al zijn we niet in Tibet toch rijdt er overal politie door de straten die roepen door hun microfoon. Er zijn politieketen in de hoofdstraat met beveiligingscamera's en we zien opvallend veel legerbasissen in dit gebied. Volgens mij doen ze niet veel maar de boodschap is duidelijk: ‘Haal het vooral niet in je hoofd om in opstand te komen want we hebben je zo weer onder de duim'.

Tagong is een heel karaktervol dorp met slechts oude Tibetaanse huizen, waar de biddende mensen met gebedswieltjes en kettingen in de hand het straatbeeld bepalen. Op het dorpsplein staat een oud kloostercomplex. In de tempel hangt een hele bijzondere sfeer, je ruikt de geur van jakboterkaarsen, hoort de monniken op trommels slaan en hun mantra's zingen. Om het klooster ligt een pelgrimspad, wat bestaat uit grote gebedswielen. Elke dag lopen de mensen er langsheen en mompelen gebeden. Na het rondje om het klooster zitten de mensen bij elkaar op het plein de laatste roddels door te nemen.

We ontmoeten een monnik die ons op zijn Iphone beelden laat zien van een skyburial. Overleden monniken worden tijdens een ritueel, boven op de berg opgesneden en gevoerd aan de gieren. Hij kijkt er heel vies bij als hij het vertelt maar toch wilt hij ook zo zijn lichaam terug geven aan de natuur. Daarna is het tijd voor wat luchtigers, hij laat ons Justin Beeber horen, hij is heel blij te horen dat wij dat ook zulke geweldige muziek vinden (kuch, kuch). Na wat Micheal Jackson moves, van de monnik, nemen we afscheid van deze bijzondere man die ons beeld van een monnik geheel heeft doen veranderen.

Vlakbij Danba liggen verschillende Tibetaanse dorpen tegen een klifwand opgebouwd. Wij slapen in guesthouse in zo een dorp. We lopen wat rond en het is er echt uitgestroven, we snappen er niets van. Als we op harde muziek afgaan zien we dat het hele dorp is uitgelopen voor een bruiloft. Honderden mensen zijn in hun mooiste traditionele kleding op het feest aan het genieten van het rijkelijke eten.

Na ons bezoek aan de Tibetaanse regio komen we weer terug in Chengdu, de moderne provincie hoofdstad. Ik heb echt even tijd nodig om weer te wennen aan de wolkenkrabbers, de druk consumerende Chinezen, shoppingmalls en het chaotische verkeer. Wat een totaal andere wereld op slechts 200 kilometer afstand.
In Chengdu bezoeken we dus Meilan. Hij is niet zomaar iemand maar ambassadeur van het WNF. We kwamen aan en hij lag nog te slapen, hij werd wakker gemaakt en ging zich uitgebreid staan krabben om er vervolgens snel vandoor te gaan om te eten, een beetje onbeleefd vond ik. Kijk maar snel bij de foto's om mijn knappe, schattige, charmante naamgenoot te zien.

We beklimmen de Emei San een heilige berg met tempels en kloosters. Naast drie pelgrims, die bij het naar boven klimmen elke trede met hun hoofd aanraken, moeten we ons vooral een weg banen tussen de Chinezen toeristen door. Zij laten zich het grootste deel met de bus en stoeltjeslift naar boven brengen of laten zich zelfs dragen in een stoel.Het lijkt ons geweldig om in een klooster te slapen, daar aangekomen zegt de monnik ons geen gedag en worden we met het eerste Chinese woord wat we leerde 'meo! Meo!' (wat betekend, hebben we niet, kan niet of ik heb geen zin om jou te helpen) weggestuurd. We begrijpen van een aardige Chinese student dat het voor buitenlanders verboden is om in het klooster te slapen. We snappen er niets van, Boeddha houd toch van alle levende wezens? Schijnbaar niet van ons. Aan de overkant ligt gelukkig een klein hotelletje en daar delen we een kamertje met twee aardige Denen en een stuk of 10 motten.

'S morgens vroeg om 6.00 uur lopen we naar de top voor de zonsopgang. Tussen de Chinesen staan we te wachten op wat gaat komen. Op eens worden ze helemaal gek, gillen, joelen, rennen en duwen want ze willen allemaal het mooiste plekje een foto te maken van de zon die te voorschijn is gekomen. Foto's maken lijkt het belangrijkste in het leven van de Chinees, ik denk echt dat als ze verder evalueren ze met camera in hun hand geboren worden. Naast deze vermakelijke voorstelling zien we nu de zon op is het prachtige verlichte gouden boeddha beeld en de gouden tempels.

De Chinezen zijn echt overal en ondanks ze echt heel behulpzaam zijn en vriendelijk ga je je op een gegeven moment toch een beetje irriteren. Ze doen niets verkeerd maar ze zijn gewoon met zoveel en zo onzettend aanwezig. De irritatie ligt vooral in hetasosiale en vieze gedrag. In de bus zonnebloempitten eten en alles op de grond tuffen. Ongegeneerd voordringen, roken in de bus ook al staat er een bord verboden te roken en het ergste overal rochelen, gerust in een restaurant een ranzige rochel naast je tafel deponeren. En dan de wc's, ow mijn god. Het schijnt dus dat de Chinezen de doortrek-wc hebben uitgevonden, nou, dan wordt het tijd dat ze die eens overal gaan invoeren. Aangezien je vaak niet kan doortrekken kun je je voorstellen wat je er allemaal aantreft. Bah, bah en nog eens bah! Je mag al blij zijn als er een deur voor zit, zodat je zonder toeschouwers kan plassen. Als je heel veel pech hebt zitten er niet eens tussenschotten zodat je niet gek moet staan te kijken als er bij het gat naast je iemand lekker zit te poepen.
Dat vieze gedrag ben ik zat dus ik ga er verandering in brengen. Ik ben begonnen met ze een beetje opvoeden, ik heb er al zeker negen gehad dus nog maar 1 miljard en 2,999991 miljoen te gaan, het komt wel goed met die Chinezen.

Als laatste attractie in Sichuan gaan we naar Jiuzhaigou, volgens de inwoners van dit land het mooiste natuurpark van China. Voor 40 euro mag je een kijkje komen nemen, dat is het zeker dubbel en dwars waard. Het is echt een uniek juweeltje waarvan je je geen voorstelling kan maken dat zo iets bestaat. Een vallei met stroompjes helder water, die tussen de bomen doorstromen en uitkomen op meren met verschillende hel blauwe tinten en watervallen de zo breed zijn als rivieren en tientallen meters naar beneden vallen. Op sommige plekken was het zo vredig dat je denkt in het paradijs te zijn beland. Wat verderop wordt je er weer aan herinnerd dat dit nog steeds China is als je tussen dringende Chinezen staat.Voor ieder meertje staan ze te dringen om in verschillende poses foto's van zichzelf te maken, na zo een dagje hebben ze minimaal zo een 500 foto's van zichzelf.
We hebben het hele park kunnen zien omdat er bussen rijden van plek naar plek. Daar weten we echt niet wat we mee maken. Beleefd, klein, of bejaard zodra de bus er aankomt veranderd iedereen in duwende en vechtende honden om zich zelf te verzekeren van een plekje in de bus. Ook zijn er overal in het park soevenierwinkels waar je niet omheen kunt, want een dag niet gewinkeld is een dag niet geleefd. Wij kunnen er erg om lachen, wij hebben toch een hele andere voorstelling van een dagje natuur.

Het is een land waar we maar weinig van kunnen begrijpen maar dat maakt het juist zo leuk, je kijkt je ogen uit en de natuur, wouw, die is echt indrukwekkend. Nu maar hopen dat ze niet alles in een soort atractiepark omtoveren.

Deze keer lekker veel foto's om dat we veel fotoruimte kado hebben gekregen! Nogmaals bedankt! We hebben nu meer dan genoeg fotoruimte voor de rest van de reis.

China - Yunnan

Als we in China aankomen weten we niet wat we zien. Op weg van de grens in Vietnam naar Kunming rijden we over de pas aangelegde snelweg met tunnels die dwars door de bergen heen gaan. Hierdoor zijn we in 6 uur op onze bestemming in plaats van de voorheene 10 uur. Onderweg zien we dat de nieuwe gebouwen overal de grond uitschieten. Van Kunming verwachten we dat het niet anders zou zijn dan alle andere Aziatische steden die we tot nu toe bezochten. Het is echter totaal anders, ten eerste verloopt alles zo georganiseerd. Er rijden electrische scooters en stadsbussen met busnummer. Het meest bijzondere is dat mensen hier gewoon stoppen voor een roodstoplicht. Verder zien de Chinezen er echt super hip?er zijn torenhoge wolkenkrabbers en rijen met winkels en moderne apparatuur en mooie kleding. Welkom in China!

We bezoeken twee oude, gerenoveerde Chinese dorpen Dali & Lijang. We nemen daar de tijd om al het lekkere in China te proberen, waar we geen genoeg van kunnen krijgen. De menukaarten zijn, in de goedkopere restaurants, slechts in het Chinees. Dus meestal wijzen we wat aan in de keuken voor zo een 2 a 3 gerechtjes met wat rijst. We laten ons verrassen en het smaakt meestal heerlijk?In dali ontdekken we ‘Hot pot', een pittige soep vol met kruiden waar je dan vervolgens groente en vlees naar keuze in gaar kookt. Chinees fondue dus, jam jam! In Dali lopen we wat rond door het oude centrum en bekijken de stadspoorten, we banen ons weg tussen de massas toeristen door. We ontsnappen aan de Chinese toeristen als we een fiets huren en fietsen langs de dorpjes langs het gigantische meer van Dali. De dorpjes bestaan uit witte huizen met blauwe schilderingen van kraanvogels en treurwilgen. Onderweg stoppen we voor wat noedels en leren van een jong meisje, met veel gelach, tellen in het Chinees.

Lijiang vinden veel Westerse reizigers verschrikkelijk omdat het daar echt stampes vol is met Chinese toerbus-toeristen, die achter hun groepsleider met megafoon aan lopen. Wij vinden het er super schattig. Het is een groot doolhof van smalle, kronkelende straatjes met huizen waar Chinese lampionnetjes aan hangen. We gaan verdwalen en lopen straatjes in waar geen toerist te vinden is en klimmen trappen op waardoor uitzicht krijgen over de opkrullende daken.

Na al dat geslenter door stadjes is het weer tijd voor wat actie! We lopen de wandeling langs een van de de diepste kloven ter wereld 'the tiger leaping gorge'. Na dat we een heuvel over zijn geklommen waar van we prachtig uitzicht hebben over de inmense bergen komen we aan bij de kloof en zien we de rivier, die de kloof heeft uitgesleten, ver beneden ons onder ons stromen. Het zonnetje schijnt heerlijk en de het is een makkelijke tocht dus we komen de eerste dag voldaan aan in het super leuke, houten hostel met een terras waar vandaan we uitzicht hebben op de bergen. De volgende morgen lopen we het laatste stukje en dalen we helemaal af naar de rivier. Het water heeft zo een enorme kracht. Als je daar in zou vallen zou je nog geen 10 seconden boven water blijven. Geweldig om zo een natuurgeweld te zien.

De volgende stop is Shangri-La, een oud Tibetaans dorp waar we de eerste Tibetaanse sfeer proeven. Het is wederom voor toerisme helemaal opnieuw in de verf is gezet. Het is eerlijk waar prachtig maar er is geen sfeer en haast geen Tibetaan of monnik te bekennen.

Met Melvin zijn verjaardag worden we wakker met uitzicht op de besneeuwde toppen van het Meili gebergte bij Deqin. Na het ontbijt op bed (Henny en Eddy, dit jaar helaas geen traditioneel ontbijt kunnen verzorgen) vertrekken we voor de volgende wandeltocht. We verwachten deze keer een beetje van het Chinese toeristenpad af te zijn maar nee hoor hier zijn ook hordes te vinden. Dat kan ook niet anders met een bevolking van 1.3 miljard, waar er trouwens elk jaar nog 13 miljoen bij komen. De eerste dag lopen we in een soort avond-vier-daagse stoet en we ergeren ons rot aan de Chinesen die allemaal hun afval het bos in pleuren. Maar ja, wat kun je verwachten van de inwoners van een van de vervuilste landen ter wereld en een regering die voor geen ene meter van plan is om daar ook maar iets aan te veranderen.

We eindigen in Yu Beng, een prachtige valei met korenvelden, ezels en paarden en op zicht op de gletsjer van het Meili gebergte. Meili betekent mooi net als Mei. Ik weet nu ook eindelijk zeker wat mijn naam betekend. Mei = mooie, Lan = orchidee. Irina vroeg zich af hoe de Chinese onze namen zouden uitspreken, het probleem is dat ik mijn naam niet kan uitspreken zoals het zij het doen. J Ik blijk trouwens een naamgenoot te hebben in Chengdu die ik daar ga opzoeken en later aan jullie zal voorstellen.

We vinden China echt een geweldig mooi en interessant land om door heen te reizen maar er zijn ook dingen waar we ons heel boos om kunnen maken. In de bus naar Shangri-La raak ik aan de praat met een Chinees en vertel dat we graag naar Tibet wilden maar dat dit voor buitenlanders gesloten is. Hij had gehoord dat de overheid dit had gedaan omdat het veel te druk was met buitenlanders in Tibet. Ik vertelde hem dat monniken zichzelf in de brand hadden gestoken voor protest tegen de bezetting van Tibet, wat volgens hem niet waar was.
Van een expat-stel uit Shanghai begrijpen we dat alle opstanden van boeren, arbeiders of uit Tibet het nieuws niet halen omdat ze zo bang zijn dat anderen op ideeen worden gebracht. Veel buitenlandse nieuws internetsites, you tube en sociale mediasites worden geblokkeerd en alle uitgaande pers wordt gecontroleerd en gefilterd door de communistische partij. De mensen in China hebben dus geen idee wat er in hun eigen land afspeelt. Zelfs de opstanden in de Arabische wereld zijn heel beperkt doorgekomen. Journalisten die wel bepaald, gevoelige nieuws naar buiten brengen verdwijnen op mysterieze wijze of worden gevangen gezet voor het veroorzaken van sociale onrust. De mensen in China zijn absoluut niet vrij, de mensen rechten worden op grote schaal geschonden en dat voor een land wat op wereldniveau zo mee doet. Onbegrijpelijk!

Volgende keer meer over de provincie Sichuan, waar we nu al een ruime week zijn en wat op natuur en cultuur gebied een van de hoogtepunten van onze reis is....

Noord Vietnam

In de bus van Laos naar Vietnam ontmoeten we een aardige Laoaanse student die in de hoofdstad van Vietnam, Hanoi, studeert. Samen met twee van zijn medestudenten neemt hij ons een dagje op sleeptouw in Hanoi. Op Westlake huren we, super fout, een waterfiets in de vorm van een zwaan om tussen de Vietnamese toeristen een rondje te trappen op het meer en we bezoeken het Ho chi min museum. Op de kale studentenkamer in het universiteitsgebouw krijgen we een lekkere maaltijd van kip, vis, soup, alles heerlijk klaargemaakt. Hij heeft zich super uitgesloofd en wil hier, zelfs na ons aandringen niets voor terug hebben. We staan perplex van deze ongekende gastvrijheid.


Hanoi is een super leuke, echt Aziatische stad met vele meren en oude pagoda’s uit de tijd van de 1000 jarige Chinese bezetting. Op de straten is het overal super druk met veel brommers die rijen dik over de straten scheuren. Straatverkopers met vietnameze hoedjes verkopen fruit vanaf hun fiets. De gevels worden verlicht met neonverlichting en elke straat heeft zowat een karaokebar. Op vele plekken zijn op de stoep mobiele keukentjes uitgestald met wat kleine plastic krukjes waar mensen snel een noedelsoepje naar binnen werken. ‘S avonds ontpoppen er op de stoep weer barretjes met dezelfde plastic krukjes, waar Bia Hoi, tapbier voor slechts 0.20 cent en pelpinda's worden verkocht. Het is superdruk waardoor je bijna bij elkaar op schoot zit. Gezellige bedoeling, waar de leukste interacties ontstaan.


Halongbay is een baai voor de kust van Vietnam wat bezaaid is met prachtige, uit de zee stekende rotsen. Alle toeristen gaan met een, vanuit Hanoi georganiseerde super deluxe boottour, er doorheen. Natuurlijk zijn wij eigenwijs en willen het op eigen houtje en goedkoper doen. We besluiten om naar Cat Ba te gaan, een eiland in de baai. We kunnen niet wachten om een weekje op een relax eiland te chillen. Eenmaal, na een paar keer flink opgelicht te zijn, heel wat onvriendelijke en niet behulpzame en zelfs respectloze Vietnamezen te hebben ontmoet komen we aan op het eiland. Het dorp is een mega Benidorm-achtige Aziatische vakantiebestemming met sfeerloze, veel te dure hotels, neonverlichting, keiharde muziek en karaokebarretjes. Gelukkig weten mensen die we onderweg ontmoet hebben wel een strand met bungalows. Zodra we uit onze, veel te dure, taxi het strand zien zakt ook het laatste beetje hoop in onze slippers. Het strand en de zee is vol met schreeuwende Vietnamezen, er is geen stukje strand meer te zien. De bungalows hebben slechts een matras op de grond en kosten een vermogen dus teleurgesteld druipen we af naar het ow zo gezellige dorp.
Het is leuk om een dagje rond te lopen tussen de Vietnamezen vakantievierders en te zien wat uit de zee ze wel allemaal niet verkopen. Gedroogde zeekommers, zeesterren en verse zeepaardjes, alles eten ze op. Er zijn veel restaurants met alles uit de zee te koop met dieren er tussen waar van we niet wisten dat die bestonden. Na een gezellige avond met het Duits/Portugees stel wat we ontmoet hadden en met heel veel verse garnalen hebben we het wel weer gezien en besluiten een twee daagse boottour te boeken door de baai. Het programma belooft een vierpersoonszeilschip met een romantische nacht op zee, het heerlijke ontbijt zal geserveerd worden in de frisse zeelucht met een spectaculair uitzicht. De realiteit is, uiteraard, dit is Vietnam, heel anders. We de varen de eerste dag met 30 andere toeristen op een boot door de baai en aan het eind van de middag worden we afgezet met nog drie anderen bij een viskwekerij bij een drijvend dorp. Onze zeilboot, die overigens geen zeilen heeft, meert daar aan en we brengen onze romantische nacht door met z’n vijfen in een krappe, smerige kajuit. Nou, de romantiek kan niet op! We kunnen er vooral allemaal heel hard om lachen en besluiten er het beste van te maken. De viskwekerij blijkt tevens ook een karaokebar. ‘S avonds komt er wat Vietnamese jeugd om hun liedjes te zingen. Na 1 liedje zijn ook wij niet meer te stoppen. Abba, Bob Marly en George Baker weergalmt over het water. Erg lachwekkend voor ons maar het klinkt voor geen meter dus erg spijtig voor de buren.
De volgende ochtend wrijven we de slaap uit onze ogen en zien geen spectaculair uitzicht maar een drijvend dorp tussen het drijvende plastic. De frisse zeelucht is een meer vislucht van de viskwekerij maar we mogen niet klagen want de rest van de dag varen we langs de super mooie karstrotsen, zwemmen we bij een klein strandje en kanoen we onder lage grotten door naar verborgen baaitjes.
Al met al hebben we veel lol gehad en hadden we het ondanks het misleidende programma niet willen missen. Toch zal ik iedereen aanraden een tour te boeken in Hanoi waar ze kwalitatief veel beter zijn en haast niets kosten.


In de kaorakebar ontmoeten we een Pools stel die zeggen dat ze Vietnam zo geweldig vinden vanwege de vriendelijke mensen. Ik sta met mijn oren te klapperen. Wat? Vriendelijke Vietnamezen, waar hebben die zich verstopt? Op een briefje krabbelt ze wat aantekening voor een drie daagse motertocht in het Noorden. Met de intructies in onze zak zijn wij een paar dagen later op weg naar Ha giang, opzoek naar de aardige Vietnamezen.
Op de moterverhuurder na spreekt er niemand een woord engels. Het toerisme is hier echt nog niet ontwikkelt dus deze keer geen stokbrook met jam als ontbijt maar een typisch Vietnamees ontbijtje van noedelsoep met kip. We vertrekken op onze scooter en kronkelen door de bergen de binnenlanden in. We tuffen met moeite de gigantische groene bergen op en na elke bocht wordt het nog mooier dan daarvoor.
Na onze eerste nacht in Yen Minh worden we gewekt door de krijsende varkens van de zondagsmarkt waar iedere week mensen van verschillende etnische minderheden hun spullen komen aanbieden. Eenden, varkens, koeien en lappenstof voor hun tradiotionele kleding wordt verkocht. Het is een kleurige bedoeling, aan de kleding kun je zien bij wel stam ze horen. De meeste vrouwen hebben fluorisert groen of roze hoofddoeken op en combineren bloemtjes, stipjes, ruitjes in alle kleuren in hun rokken en blousen.
Een varken wordt ontleed aangeboden, kop, poten, darmen en zelfs het bloed is te koop. Mannen met zwarte boerenkleding en een soort Frans schilderhoedje verkopen super lieve donzige puppy’s die nog vrolijk kwispelen omdat ze geen idee hebben wat ze te wachten staat. Iets verderop ligt namenlijk een gefileerde hond met kop en al. De dames achter de kraam lachen zich rot om de afschuw op onze gezicht. ‘S avonds in het restaurant wijzen we wat gerechten aan waarvan we geen idee hebben wat het is. Het vlees smaakt een beetje appart en met de dooie hond op ons netvlies gaat dat toch niet helemaal op.

De mensen van de markt vervoeren hun net aangekocht eenden aan hun poten hangend op de scooter, de varkens worden gewoon met wat touwen achterop gebonden. Als we met onze scooter verder rijden zien we honderden mensen in hun tradiotionele kleding met hun gekochte spullen terug naar huis lopen. Het lijkt wel een fantasiewereld, de belachelijk mooie zwarte rotsen die een skyline geven als een woest golvende zee en in het decor de kleine mensen in hun kleurige kleding. Het lijkt of de tijd hier 200 jaar stil heeft gestaan en het doet zo sprookjesachtig aan.

Het is een super unieke ervaring omdat er haast nog geen toerisme is, de omgeving heel indrukwekkend en zijn hier zeker genoeg lieve Vietnamezen te vinden.

Als laatste bestemming in Vietnam gaan we naar Bac Ha, vlakbij de Chinese grens. Met een gids gaan we twee dagen wandelen door de bergen, hier wonen ook entische minderheden. We lopen langs fel groene rijstterassen en langs de van klei gemaakte huisjes van de Flower Mong stam. Bij een van de huisjes worden we binnen uitgenodigd en krijgen we thee en zelf gekweekte tabak in een bamboepijp aangeboden.

We slapen bij de meer moderne Tai stam. Met de hele familie eten we een maaltijd met onder andere kip die 30 minuten daarvoor nog vrolijk rond liep en waarvan we de nek doorgesneden zagen worden. Het verse kippenbloed wordt met het vlees gemengd en eetsmakkelijk maar. Nou, dat hebben wij toch maar even overgeslagen. De maiswijn vloeit rijkelijk, na een toast moet het glaasje in een keer achterovergeslagen worden. Ik als vrouw kom er nog met halve glaasjes van af maar Melvin moet wel erg zijn best doen om niet achter elkaar te hoeven drinken. Na wat glaasjes is de taalbarriere in ene geen enkel probleem meer en hebben we een hele leuke avond. Ook de mensen in dit gebied hebben weer bewezen dat er genoeg wel vriendelijke Vietnamezen rondlopen.


Nu zijn wel al weer in China beland gelijk een totaal andere wereld. We zijn nu al erg onder de indruk. We hebben veel zin in onze twee maanden hier!


Laos

Vanuit Cambodja reizen we langs de great Mekong omhoog Laos binnen. We verblijven net over de grens op het eiland Don Det. Dit eiland is onderdeel van de ‘4000 islands’ die liggen in het breedste stuk van de Mekong, in het regenseizoen wordt het daar wel tot 14 kilometer breed. Op het hard stromende, bruine water van de Mekong maken wij de makkelijkste kanotocht ooit. We varen weer terug Cambodja in en zien daar de gekke vierkante kopjes van de zeldzame Irrawaddy dolfijn boven water komen. Er komen nog maar een paar scholen voor op de wereld en de kans dat ze niet uitsterven is erg klein.
Als we een lunchstop hebben in Cambodja krijgen we van drie mannen in legerpak, lokale rijstwijn aangeboden. Ze hebben rood doorlopen oogjes en ook het praten gaat ze wat moeilijk af. Ze werken als mijnenvegers langs de grens met Laos en hebben waarschijnlijk te vieren dat ze levend en met al hun ledematen nog aan hun lijf de ochtend zijn doorgekomen. Het slechte nieuws is dat zij om 14.00 uur weer aan het werk moeten. Als dat maar goed gaat…

In de bus van Pakse naar Tha khaek wordt het gangpad van de bus volgebouwd met 80 kilo zakken rijst en stapels houten planken, genoeg voor een nieuw te bouwen huis. Ondertussen kijken wij hier niet meer zo heel erg van op. Dan horen we een varkentje gillen en we lachen aandoenelijk om het idee dat iemand een varkentje meeneemt. Dit slaat gelijk om in totale verbazing als we zien hoe het hele laadruim wordt volgeladen met biggentjes. Langs het openstaande raam naast ons worden nog drie zakken met zo een 20 kippen op het dak gehesen. Alsof dat nog niet genoeg is horen we: “Mhew, mhew” en zien we nog wat geiten in het laadruim verdwijnen. Daarna zien we twee mannen bezorgt met elkaar overleggen over wat te doen met de twee geiten die niet meer in het laadruim passen. De oplossing blijkt makkelijker dan gedacht en zo rijden we 5 minuten later met 80 km/pu en twee geiten op het dak verder.

In Tha Khaek huren we een motercycle. Ok, ok, gewoon een schakelscooter maar moter klinkt zo veel stoerder. Vol goede moed beginnen we aan “the northern loop”, een vierdaagse motertocht door centraal Laos. Aan het begin zijn we nog wat voorzichtig maar na een tijdje klinkt…… Born to be wild… en gaat het gas helemaal open waardoor wij over de Laoaanse wegen scheuren. (Ja, moeders we doen voorzichtig). Het is erg makkelijk rijden omdat er haast geen verkeer is. Het enige waar je voor uit moet kijken zijn groepen koeien die je vanaf het midden van de weg aankijken met een kop van: wat moet jij op MIJN weg!
Tijdens de tocht kregen we even het gevoel weer in Nederland te zijn met heel veel regen. Helaas moeten we hierdoor de tocht afbreken omdat de onverharde stukken weg onbegaanbaar zijn geworden.

Na ons in het watergevallen motertochtje zitten we een beetje in een reisdipje. Nergens echt zin omdat we eigenlijk al zo veel gedaan hebben en alles wel een beetje gezien hebben. (Het klinkt vast heel verwend). Het medicijn kwam als geroepen: Vang Vieng, één van de feest hoofdsteden van Zuid Oost Azië. We huren daar een tube om langs de barretjes in de Nam Song rivier te Tube-ben. Aangekomen bij het drop off point weten we niet wat we zien. Prachtige mooie rotswanden waar de beats van Dr Dre tegen aan knallen. Na wat gratis shotjes barst het feest los. Het is een gekkehuis, iedereen gaat helemaal uit zijn plaat. Vanuit de eerste bar besluiten we verder te tube-ben naar de volgende bar. Een kerel in een apenpak gooit een touw naar ons toe en zo worden wij het tweede barretje binnen gehaald. Wederom super gezellig en ook al weten we dat het bijna donker wordt, terug willen we echt nog niet. Als het gaat schermeren besluiten we, met wat anderen, terug te gaan alleen dit schiet niet echt op omdat we elke keer bij een nieuwe bar worden binnen gehaald. Uiteindelijk drijven we in het donker met veel andere tubers, die ook geen afscheid konden nemen van het feestje, terug naar Vang Vieng. De volgende ochtend worden we, naast wat lichte hoofdpijn, weer met super veel nieuwe reislust en energie wakker. We hebben er weer zin in!

Net als Vietnam en Cambodja is ook Laos een kolonie van Frankrijk geweest. In verschillende steden kun je de oude koloniale sfeer nog proeven. In de hoofdstad Vientiane kopen we een vers stokbrood bij een Franse bakker en genieten we van de overal te verkrijgen capuchino’s. Op een avond zitten we zelfs met een Leffe blond, Hallelujaa, op de boulevard bij de Mekong.
Luang Prabang is helemaal een romantisch stadje. Ook alle nieuwe huizen zijn nog in Franse stijl gebouwd toch krijgt het nog een uniek, Aziatisch tintje door de bananen- en palmbomen langs de straten. In de oude gebouwen bevinden zich goede restaurants, leuke boetiekjes en gezellige guesthouses. De Franse sfeer wordt compleet gemaakt door de Laoaanse Jeu de boules spelers langs de straten.
In deze stad absorberen wij nog meer Westerse luxe. Wij hangen een dag met een coktail in een zwembad en kijken onderuitgezakt, met een goed gevulde salade op schoot een film in een restaurant.Na zo lang van huis te zijn hadden we het echt even nodig om van deze dingen te genieten zodat wij ons daarna weer konden onderdompelen in het ruige Noorden van Laos.

Na een bus en boottocht langs karstgebergte komen we aan in Muang Ngoi. Dit dorp ligt langs de rivier Nam ou, de enige manier om er te komen is bij boot. Wij doen een vistripje waar ons de tradiotionele manier van vissen leren en we vangen een heel veel kleine visjes die 2 uur later gefrituurd op ons bord liggen. Verser zul je het niet snel krijgen. Na dit dorp reizen we nog vier uur verder per boot naar de volgende bestemming van waar wij de bus naar Vietnam hebben genomen.

Volgende keer meer vanuit Vietnam!

Cambodja

Vanuit Nepal komen we aan in Bangkok. We verwennen ons met een heerlijke massage en eten veel te veel omdat we niet kunnen kiezen tussen al het lekkers wat staat uitgestalt in de straatkraampjes. Op Koh San road, het toeristische Walhalla van Bangkok is het een gekkehuis. Masáááááge? Tuc Tuc? Nee? Nou, een maatpak dan? We krijgen zelfs het programma in ons handen gedrukt voor een ping-pong-show met vrouwen die kunnen pingpongen zonder pingpongbetjes, zeg maar. Heel bijzonder! Alles is mogelijk hier in Bangkok. Waar anders vind je op de gevel van een restaurant een bord waar op staat: ‘Cheap drinks - We don’t check ID card’ of een kraampje langs de straat waar je een vals rijbewijs koopt of een diploma voor arts. De gekte is compleet als wij, na een nachtje heerlijk slapen, om half 8 ‘s ochtends zien dat meerdere barretjes nog volop open zijn.

Vanuit Thailand reizen we naar Siem Reap in Cambodja om de tempels van Ankor te bezoeken. We slapen daar in een schattig guesthouse met zwembad en dat is meer dan welkom met deze hittte.
Ankor is de oude hoofdstad van Cambodja waar koningen en priesters tussen 802 en 1432 boedistische en hindoestische tempels hebben gebouwd. De huizen en paleizen werden in die tijd van hout gebouwd en zijn dus inmiddels vergaan alleen de stenen tempels staan er nog. Op de fiets fietsen we twee dagen om alle tempels te bezoeken en we staan verbaasd wat voor gigantische en prachtige gebouwen er in de tijd hier al gebouwd worden. Er is, door verschillende landen, veel geld en kennis gestopt in het restaureren van de tempels.

Na dat culturele geslenter hebben we wel weer eens zin om ordinair strand te hangen en komen terecht op het meest perfecte eiland wat je je kunt voorstellen. In de reisgids staat er haast niets over vermeld dus het is een gok. Daar aangekomen blijken er slechts vier resorts te zijn die goedkope bungalows aanbieden, er zijn heerlijke lokale restaurantjes, er hangt een fijne sfeer met leuke mensen en het eiland is met jungle begroeid en heeft verlaten stranden.

Onze bungalow is een gezellige beestenboel. Achter de spiegel wonen twee blauw met rood gestipte gekko’s en we krijgen ‘s nachts bezoek van een joekel van een rat die ons brood op snoept. Een andere avond komt er een kolonie van duizenden mieren door de kamer lopen, een beetje huiverig gaan we slapen en de volgende ochtend zijn ze allemaal verdwenen. Ook hebben we wat gezellige bedbugs bij ons in bed waardoor we onder de enorme jeukende bulten zitten.
Het was absoluut geen straf om op dit eiland te verblijven, de tijd vloog voorbij en we hebben het dan ook zes dagen volgehouden. Maar ja wat doe je nu eigenlijk op zo een eiland? Duikje in de zee nemen, hangmatje hangen,
boekje lezen, vuurtje stoken en visje vangen en de hoogste activiteit is toch wel een wandelingetje maken. O, o, wat hebben we het toch zwaar.

In de hoofdstad Phnom Penh leren wij door het bezoek aan de Killingfields en de S21, een oude gevangenis, wat van de prille geschiedenis van Cambodja tijdens de het comunistische regime van Pol Pot. Dit heeft ernorme indruk op ons gemaakt. Pol Pot wilde een zuivere staat waar alle inwoners gezamenlijk zouden werken voor de staat. Geld, geloof, scholing werd afgeschaft en al het land werd eigendom van de staat. Families werden uit elkaar gerukt en ver weg van elkaar in werkkampen gestopt waar onder barre omstandigheden gewerkt moest worden op het land. Iedereen die er van verdacht werd dat hij tegen de staat was, hoogopgeleid was of een bril droeg werd opgepakt en net zolang gemarteld tot dat hij een valse verklaring had afgelegd wat de dood als gevolg had. Een motto van Pol Pot was; beter een ongeschuldige te veel doden dan een vijhand laten lopen. Op 300 plekken in land zijn Killingfields gevonden met massa graven met zelfs kinderlijkjes. Hij roeide hele families uit want een ander motto van hem was; onkruid moet je bij de wortel uitroeien.

In Kratie, een oud Frans coloniaal stadje langs de Mekong, gaan vier dagen op de fiets en wandelend de Mekong delta verkennen waar de mensen hun gewassen verbouwen. We kijken nu heel anders naar de mensen in dit land. Toen 33 jaar geleden de Cambodjanen bevrijd werden door de Vietnamezen had niemand meer bezittingen of land omdat alles door de staat was afgepakt. Het hele land moest van de grond af aan opnieuw opgebouwd worden. Op de ferry op de Mekong zit er een prachtig, oud vrouwtje naast me over mijn arm te aaien en naar mijn huid te kijken. Als ik haar aankijk kan ik me alleen maar afvragen wat zij allemaal meegemaakt moet hebben. Ze moet zeker veel mensen verloren hebben als je bedenkt dat één vierde van de bevolking in drie jaar tijd is uitgemoord en tot op de dag van vandaag weten veel mensen niet wat er met hun naasten gebeurd is.

Op het eiland Koh Phdao, in de Mekong, slapen we bij een gastgezin. ’S avonds proberen we, bij het super ecologisch verantwoorde gaslampje, (biogas van koeienpoep) een gesprek te voeren met ons gastgezin. Met een woordenboekje proberen we de onuitspreekbare Cambodjaanse worden uit onze mond te krijgen. Het is erg lachwekkend maar toch kunnen we wel simpele dingen te weten komen. De mensen op de eilanden zijn ook weer bijna geheel zelfvoorzienend. De familie verbouwd rijst, er lopen wat kippen en ze hebben twee koeien. Het klinkt heel idillisch maar de realiteit is dat ook zij in deze tijd geld moeten verdienen. Via een ontwikkelingorganisatie boeken we een gids. Het meisje van 18 jaar kan niet meer naar school omdat haar ouders dat niet kunnen betalen.

Ondanks de geschiedenis zijn de mensen in Cambodja echt het meest vrolijke volk wat we zijn tegengekomen. Iedereen gunt je een glimlach. Als we langs fietsen worden we toegeroepen door kinderen, die bijna hysterisch achter ons aan rennen. Op het eiland is een hele familie rijst aan het plukken. De radio staat aan en het is een gezellige bedoeling. Voor we het weten staan wij ook met onze voeten in de blubber rijststekkies te planten. We worden, zonder pardon, maar wel hartelijk, keihard uitgelachen om onze klunzige vertoning.

Cambodja is echt het bezoeken waard. Het heeft zoveel te bieden op het gebied van cultuur, geschiedenis, relaxen, lieve mensen en ongerepte natuur. O, en niet te vergeten de Cambodjaanse keuken is ook verrukkelijk. We hebben een kookles gevolgt en hopen dat we nu thuis het kunnen proberen te maken. We hadden nog veel meer in dit land kunnen doen, maar de plicht roept, we moeten verder... Namenlijk nog maar vier maanden te gaan en we willen nog zo veel! Ons retourtje Bangkok – Amsterdam staat geboekt, 25 oktober staan we weer met onze beide benen aan de grond in ons koude kikkerlandje!

Nepal

Met de nachtbus, die de hele nacht keihard op de rem trapt om de gaten in de weg te ontwijken en af en toe te laat is waardoor we uit onze stoeltjes worden gelancheerd, komen we 10 uur later aan bij de grens van Nepal. Daar stappen we over in een bus waar wij in een mini tweepersoonsbankje, scheef, tegen elkaar aangeplet, moeten aanzien dat de bus elke vijf minute stopt. Nog geen 200 km en wel nog eens 10 uur later komen we, met blauwe plekken op onze knieën, aan in Pokhara – Nepal. Lang leven backpacken! J

Als we twee dagen later zijn begonnen aan onze tien daagse wandeltocht en zien hoeveel natuurschoon dit land te bieden heeft zijn we de helse reis al snel vergeten. We lopen over de bergen, die volgens onze nuchtere gids geen bergen zijn maar heuvels, die de voet zijn van de Himalaya, het hoogste gebergte ter wereld. We lopen langs dorpjes waar de huizen staan onder de schaduw van hun vijgen- en walnotenbomen. Op de stijle hellingen hebben de mensen terrassen gemaakt waar rond deze tijd voornamenlijk maïs en aardappels wordt verbouwd. De rijdende supermarkt in de vorm van een man met een paar volbeladen ezels met belletjes om hun nek rijdt langs de huizen om zijn spullen te verkopen.
De onbewoonde stukken staan vol met Rhododendrons van wel 25 meter hoog, de paden liggen vol met liefeheersbeestjes. Op de toppen, van de 3000 meter hoge “heuvels”, hangen de Boedistische bergbewoners Tibetaanse gebedsvlaggetjes met mantra’s op voor geluk. Vanaf die toppen zien we de 7000-8000 meter hoge besneeuwde bergen van het Annapurnagebergte.
Om bij het hoogste punt van de tocht te komen lopen we door een bergpas die begint op 3000 meter, nu direct naast ons bevinden zich de scherpe onbegroeide bergen. Het wordt kouder des te hoger je komt en de lucht ijler waardoor we niet zo snel meer kunnen lopen. In de bergpas lopen we over oude, bevroren lawines en krijgen we een hagelbuitje over ons heen.
‘S ochtends om 3.30 uur lopen we, door de sneeuw en onder een prachtige sterrenhemel, de laatste meters naar het Annapurna base camp op 4130 meter. Als de zon opkomt zien we dat we ons nu midden tussen de hoge 8000 meter hoge toppen bevinden , echt een machtig gevoel. Het grappige is dat ze nu helemaal niet zo hoog meer lijken en het niet eens zo een gek plan lijkt omdat laatste stukje ook nog even te beklimmen. Maar laat dat maar zitten. Dat is alleen voor echt idioten als je bedenkt dat je door de hoogte maar 200 meter per dag kan stijgen, het er altijd vriest, je er heel lang over doet, je extra zuurstof nodig hebt en dat bij de hoogste berg de Annapurna 1 wel 40% van de bergbeklimmers overlijdt door lawines.

De wegen zijn tijdens onze tijd in Nepal voor twee weken geblokkeerd door verschillende bevolkingsgroepen die allemaal inspraak willen hebben in de nieuw te vormen grondwet. Hierdoor vliegen wij in een 30 persoonsvliegtuigje van Pokhara naar Kathmandu. Daar gaan we onder andere op de fiets naar het, 10 kilometer verderop liggende, plaatsje Bhaktapur een oud handelsplaatsje op de route met Tibet. Hier kun je je goed voorstellen hoe dit land er in de 15de eeuw heeft uit gezien. Smalle straten met hoge huizen met houten gevels waar een vrouw haar eenden tussendoor hoedt. Op de pleinen staan vele oude tempels met sierlijk houtsnij werk en beelden van de Hindoe goden.
Fietsen in het chaotische, vervuilde centrum Kathmandu is een ware uitdaging. De stakingen zijn inmiddels weer voorbij en iedereen is weer op de brommer of in de auto gestapt. Uitlaatgassen inademend manoeuvreren wij ons tussen de meer stilstaande dan rijdende auto’s door. Ik weet zeker dat na een week fietsen in Kathmandu zonder te douchen je zo zwart ziet van de uitlaatgassen dat iedereen denkt dat je een Nepalees bent.

In Royal Chitwan Nationalpark in Terai, het lagergelegen gedeelte van Nepal, zitten we ‘s morgens vroeg in een houten kano en zien we al gelijk onze eerste neushoorn. Als we uitstappen voor de wandeling krijgen we eerst wat veiligheidsinstructies.
1. Als een neushoorn aanvalt ren dan zigzaggend tussen het olifantengras door en klim vervolgens zo snel mogelijk in een boom.
2. Als er een beer komt sta dan stil en dicht bij elkaar en klap in je handen om hem weg te jagen en als hij aanvalt slaat de gids met een stok.
3. Als er een tijger komt sta dan ook stil en dicht bij elkaar en laat vooral niet merken dat je bang bent en blijf hem recht in de ogen kijken tot hij weg gaat.
4. Als er een wilde hitsige mannetjes olifant komt, die op de tamme olifantvrouwtjes in het kamp naast het park afkomt, dan ben je gewoon de lul. Het enige wat je dan kunt doen is je verstoppen en hopen dat hij je niet vindt.
“Nog vragen?” zegt de gids. “ Wat nog vragen? Hoe kom ik zo snel mogelijk hier weg?” denk ik. Ik zie mezelf al, na een gevecht met een beer en een tijger, zo plat als een dubbeltje, geplet door een neushoorn naar Nederland afgevoerd worden. Ik had me toch een iets andere thuiskomst voorgesteld. Natuurlijk loop ik gewoon braaf achter de gids aan en gelukkig zien we naast wat lieve hertjes geen enge dieren.
Later met de jeepsafari en olifantensafari zien we nog 5 neushoorns. Toch een veiliger idee van uit een auto, aangezien een neushoorn niet goed ziet denkt hij waarschijnlijk dat de auto een groot groen monster is dus hij bedenkt zich wel twee keer voordat hij aanvalt. Melvin is wel echt stoer want hij gaat nog een hele dag wandelen door het park met twee gidsen. Hij gaat diep het park in waar haast geen toeristen komen. Hij heeft geen gevaarlijke dieren gezien, die durfden natuurlijk niet meer te komen toen ze Melvin zagen.

In Nepal wonen 59 etnische groepen met allemaal hun eigen gebruiken en taal. Het overgrote gedeelte van de bevolking is Hindoeistisch maar in de bergdorpen wonen voornamenlijk Boedistische mensen. Wij lopen, onze laatste dagen in Nepal, de zes daagse Helambu trek door het gebied van de Boedistische Sherpa bevolking. Hun dorpjes liggen in de groene bergen ver weg van de bewoonde wereld. Ondanks er steeds meer wegen worden gebouwd zijn nog vele dorpen alleen te voet bereikbaar. Hierdoor moet alles wat zij zelf niet kunnen verbouwen met de voet naar boven gedragen worden. We zien mannen met grote balken op hun rug de berg op lopen voor een nieuw te bouwen lodge. Onderweg krijgen we van kinderen, in hun school uniform, pruimen aangeboden. De kinderen moeten tot wel een uur heen en een uur terug naar school toe lopen.
We slapen elke avond bij een zo genoemde lodge wat aan het huis van een familie is gebouwd. Het wordt gerund door de vrouwen met hun kinderen omdat de mannen vaak door werk buiten het dorp afwezig zijn. In het meest afgelegen dorp op 3610 meter hoog zitten we ‘s avonds in een super kneuterige diningroom. Het ligt vol met gekleurde kussentjes en aan de muren hangen breiwerkjes. De zoon houd de kachel hoog en moeders is druk bezig met het breien van een muts. Het ruikt binnen heerlijk zoet naar de bloementjes die op de tafel liggen te drogen. De dochter is ze aan het sorteren zodat ze straks voor thee gebruikt kunnen worden. Wij spelen een potje yatzee. Ook al kunnen we geen woord met elkaar wisselen en doet iedereen zijn eigen ding, we voelen helemaal op onze thuis in dit knusse huishouden.
Een andere avond horen we uit de keuken van een andere familie gezellig gekakel komen. De hele familie zit op de grond Dal bhat te te eten. Dit gerecht, rijst met linzensoep en groente curry, wordt in heel Nepal twee keer per dag gegeten. De hele familie eet gezamenlijk. Dit was 20 jaar geleden in Nepal en is nog steeds in India wel anders. Eerst eten de mannen, dan de zoons, gevolgd door de dochters en wat over is mogen de vrouwen hebben. Wij krijgen sterk het idee dat in Nepal er al veel veranderd is op het gebied van ongelijkheid van vrouwen en ook ongelijkheid van kasten en dat men niet, zoals in India, blijft vasthouden aan oude religieuze normen en waarden. Wij zijn echt blij dit te zien omdat wij ons in India ons zo ontzettend kwaad konden maken over de ongelijke behandeling van mensen.

Nepal zit er alweer op. We hebben echt genoten van dit wonderschone land. Gister dachten we nog dat we morgen naar Tibet zouden gaan, waar we echt onwijs naar uitkeken. Alles was geregeld maar nu hebben de Chinezen, drie dagen geleden, Tibet weer in eens gesloten voor toeristen waardoor het hele feest niet door gaat. Morgen vliegen we naar Bangkok en wat we gaan doen blijft nog een verrassing, zelfs voor ons!